Ondanks drukke studieverplichtingen moet ik af en toe ook even hobbyen. Opeens wil je wat weten en dan zoek je dat uit. In de voorbereiding op een kringavond over het boek De agone christiano (Over de strijd van een christen) die door Augustinus van Hippo is geschreven, moest ik denken aan een opmerking die ik eerder in het boek van Zeinab Badawi las, namelijk Augustinus is een Afrikaan.
In dit blogje probeer ik iets van mijn bevindingen te delen. Dat doe ik tegen de achtergrond van het betoog van Badawi (waarover op een ander blog meer) die uiteenzet dat Afrika haar eigen geschiedenis moet schrijven. Daar bedoelt ze mee dat Afrika zelfwaarde moet ontlenen aan de vele en rijke cultuurschatten die de geschiedenis van dat continent zelf aanbiedt. Denk dan bijvoorbeeld aan de farao’s van Egypte, maar ook aan de steenrijke heerser over het middeleeuwse Mali die wel als de rijkste man ooit wordt genoemd.[1] En dan is er natuurlijk Augustinus, geboren in Thagaste, een klein stadje wat geografisch nu in Algerije valt. Hij is dus een Afrikaan.
Maar hoe hard is die claim te maken? Hoe beoordeelt de lange Westerse religiegeschiedenis Augustinus? En daar begint het grote gevecht om de erfenis van Augustinus. Nu is het klip en klaar dat de Westerse theologiegeschiedenis tussen 400 en 1500 volledig door Augustinus is gedomineerd. Dat onderdeel van de eigenaarschap van Augustinus valt door niemand te weerspreken. Maar dat zegt niet alles, want waar moeten we Augustinus plaatsten als het gaat om etniciteit en cultuur?
Dat is nog niet zo makkelijk om uit te zoeken en te beweren. We kunnen er namelijk zonder meer vanuit gaan dat hij twee (of misschien wel drie) culturen met zich meedroeg. Mensen die in verschillende culturele omgevingen leven, worden hybride. En hoe moeten we dat dan afmeten. Een bekend voorbeeld in de wetenschappelijk discussies hierover is dat men in Brits India uiteindelijk Britser was dan de Britten zelf. Maar tegelijkertijd hielden die mensen in hun hart vast aan oude culturele lokale gewoonten.
Samenvattend kunnen we het volgende over Augustinus zeggen. Ik doe dat met de woorden van Johannes van Oort, in Nederland een befaamd Augustinus kenner. Hij stelt dat Augustinus volledig gezien moet worden als een Latijns sprekende Romein. Heel duidelijk is die zelfidentificatie af te leiden uit het grote oeuvre van de befaamde bisschop van Hippo. En dat ondanks dat vrijwel zeker is dat zijn beide ouders inheems waren en dus voortkwamen uit de berberbevolking. Hoewel Augustinus door een proces van romanisering volledig is opgegaan in de Romeinse bovenlaag, zijn er allerlei aanwijzingen dat hij een chauvinistische Noord-Afrikaan was.
Waar kunnen we dat allemaal uit opmaken? Ik som een paar dingen op.
- Zijn ouders en zoon kunnen allemaal op één of andere manier gelinkt worden aan inheemse namen. Patricius en Monica dragen de namen van de Afrikaanse goden Liber Pater en Mon. Adeodatus is de gelatiniseerde naam van Hannibal.
- Ze spraken provinciaals en dat accent is nooit weggegaan. Daarover zijn diverse klachten in Augustinus werk te lezen, over hemzelf, maar zeker ook over zijn moeder. Ook Adeodatus sprak Punisch en dat zou hij dan weer van zijn moeder geleerd kunnen hebben, de concubine zonder naam.
- De maatschappelijke positie van vader Patricius is die van een lokale bestuurder. Daarvan zijn verschillende parallellen te trekken. Bestuurders op dit niveau streefden ernaar om hoger op de Romeinse ladder te komen staan. Een wens waar Augustinus tot aan zijn bekering mee instemde.
- Later in zijn leven werd Augustinus bij diverse vormen van pennenstrijd beschimpt als die bekrompen Afrikaanse Barbaar. Maar ook als een Hannibal, wat staat voor een overijverige Noord-Afrikaan, een Numibische stijfkop, Punische Aristoteles. Retorisch sterk weet Augustinus de bal hier en daar terug te leggen, door bijvoorbeeld een aanval af te slaan: zelfs de verheven Cyprianus is van Punische afkomst.
- De inventarisatie van Augustinus en Afrika levert nog meer inzichten op. Hij was zich bewust van de romeinse slavenhandel. Ook verschilde hij heel duidelijk van mening met Eusebius over hoe ver het evangelie over de wereld was verspreid, omdat hij wist dat ten zuiden van bisschoppelijke gebied nog een wereld aan barbaren was te winnen. Zijn bezorgdheid over de toenemende slavernij laat hem iets zegen over de ‘eigen inheemse bevolking’ wat een duidelijke indicatie is van zijn identificatie met de Afrikanen.
- En als laatste, maar niet als minst, is Augustinus hoofdwerk De Civitate Deï een verklaring voor het einde van de Romeinse suprematie. Hij toont zich een intens criticus van de Romeinse moraal die bloed en oorlog verheerlijkt. Daarmee toont hij, volgens de Amerikaanse professor David Wilhite, dat hij een Afrikaan was met een diep besef van het onrecht van de overwonnenen.
Het is in dit laatste boek waar we Augustinus’ echte identiteit tegenkomen. Daarover lezen we ook in ‘De strijd van een christen’. Want een christen staat in dit leven om een strijd te voeren tegen de geestelijke machten die ons overheersen. Dan gaat het om de duivel buiten ons en de heerschappij van de begeerte in ons. Wanneer Rome echt onder kritiek van Augustisnus komt te staan, dan brengt hij een veelvoud aan christelijke mores naar voren, waarin hij alle helden van Rome één voor één neerhaalt. De vrouwelijk wolf die Romulus en Remus voedde staat als eufemisme symbool voor een hoer. De moeder van Aeneas pleegde overspel. Lucretia onderging haar verkrachting met plezier. Caesar Augustus word door Virgilius bezongen als het eindpunt van de Romaanse beschaving, maar door Augustinus genadeloos neergezet als de berover van Rome’s vrijheid.
Het is deze hekeling van menselijke ondeugden die de christelijke deugdethiek bij Augustinus naar voren brengt. Een christen gelooft in de Zoon van God en dat door Zijn komst naar deze wereld vergeving te ontvangen is. In zijn mensheid zien we Gods diepste medelijden met ons gevallen mensen. Dat is voor de gemiddelde trotse en heerszuchtige Romein onacceptabel.
Zou de Zoon van God ons op een andere manier hebben kunnen reden? Zeker, antwoord Augustinus, maar die redding zou voor goddeloze ogen dan ook verborgen zijn gebleven. Niettemin is Hij zichtbaar voor ons geworden. Hier volgt een mooi staaltje retoriek van Augustinus: ‘Hebzuchtigen hadden natuurlijk liever gezien dat Hij een lichaam van puur goud had gehad (…). De hoogmoedigen hadden liever gezien dat Hij al die verschillende vormen van smaad niet zo geduldig had ondergaan. De fijngevoeligen hadden liever gezien dat Hij niet aan het kruis was geslagen. De angstigen onder ons hadden liever gezien dat Hij niet was gestorven’ Augustinus verteld dit met als conclusie dat de zwakheden die we ons op de hals hebben gehaald te genezen vallen met de juiste behandeling. Voor al deze menselijke ondeugden is de mensheid van de Zoon van God het antidotum. Hoogmoed geneest door Jezus nederigheid. Hebzucht door armoede. Woede door geduld. Trouweloosheid door liefde. Angst door verrijzenis. Welke slechtheid kunnen we niet kwijtraken, als we de daden en de woorden van die mens beschouwen, liefhebben en navolgen?
Daarom is, ondanks dat een onderzoek naar de Afrikaanse identiteit van Augustinus heel interessant is, er maar één conclusie mogelijk. Zijn identiteit is opgegaan in die van Jezus Christus. In Augustinus straalt Zijn beeld. Als we Augustinus willen begrijpen, dan doen we er goed aan om Jezus ook na te volgen en Hem met ons leven te dienen.
Augustinus, De strijd van een christen (De Agone Christiano), Damen: Budel 2006.
David E. Wilhite, Augustine the African: Post-colonial, Postcolonial, and Post-Postcolonial Readings, Journal of Postcolonial Theory and Theology Volume 5, Issue 1 (July 2014)
Zeinab Badawi, Afrika (An African History of Africa), Omniboek 2024.
[1] Op het moment van schrijven schijnt een zekere mijnheer Musk goed te zijn voor 447 miljard. De schattingen over de rijkdommen van Mansa Musa belopen honderden miljarden tot mogelijk zelfs biljoenen.
Comments