Om wat meer te weten te komen over de wereld van de literatuurkritiek kocht ik willekeurig wat boeken. En dan weet je eigenlijk niet wat je vervolgens in de bus krijgt. De schrijver heeft een goede naam. Dat wist ik wel. Aan het onderwerp had ik ook een vage herinnering. Heel vaag. Enkele gedichten van Gerrit Achterberg roepen veel herkenning op. Dat is bij De Mérode niet het geval.
Wel wist ik ook iets af van zijn gevangenschap naar aanleiding van zijn vermeende homoseksualiteit. Ook dat hing in de schemer van het verleden en daar hangt het eigenlijk nog steeds. Wel ben ik meer te weten gekomen over Willem Keuning, die zich achter het de schuilnaam De Mérode verborgen hield.
De wereld van Willem Keuning is in eerste instantie geografisch op te vatten. Hij is in Spijk te Groningen geboren en werkzaam geweest als meester op een lagere school in Uithuizermeeden, ook in de provincie in het hoge noorden. Zijn ouders leefden na verhuizing uit Spijk lange tijd in de stad Groningen. Lokaliseren we zijn geografie wat nauwkeuriger, dan speelt zijn leven zich grotendeels af in de vier muren van een kleine gehuurde kamer. De Mérode heeft nooit een huis bezeten. Hij huurde een kamer bij een hospita, en dat was het dan. Die kamer of kamers zetten hij vol met boeken. Hij bezat een nagenoeg complete collectie van Nederlandse poëzie. En binnen die vier muren schreef hij zijn gedichten.
Heel beperkt is zijn blikveld niet. Hij maakte, in zoverre zijn gezondheid het toeliet, reizen door Europa en bezocht dan musea. Hij had daarmee een brede belangstelling voor alles wat met kunst te maken had.
Een belangrijk element is hoe een schrijver zich positioneert als christelijk. Dat is een voortdurende discussie. Voor de oorlog bestond er een keur aan literaire tijdschriften die het langer of minder lang uithielden. Het was dan de vraag of je gedichten daar wel of niet in moest opnemen. Volstond het als een dichter eens in de zoveel tijd wel eens een kerkdienst bezocht? Of moest in elke gedicht wel iets van het geloof doorschemeren. Deze discussies liggen inmiddels ver achter ons, hoewel een literair christelijk tijdschrift Liter nog niet zo heel lang geleden afstand nam van een exclusief christelijk signatuur.
Willem de Mérode was hierin heel duidelijk. Christelijke literatuur kon die naam pas hebben als de verlossing door het bloed van Christus daarin naar voren kwam. Een van zijn bundels heette dan ook ‘Kostbaar Bloed’ en kwam uit in 1922. Onderstaande gedicht staat daarin aan het slot. Dit gedicht heeft een expliciet christelijk onderwerp, namelijk de kruisiging. Zijn opvatting over wat christelijk moet zijn binnen de literatuur is daarmee mooi geïllustreerd.
“Dwaasheid, ergernis, kracht Gods”
PAULUS
Ik heb op Golgotha gestaan
En zag ’t gelaat van Jezus aan,
Dien men als een ellendeling
Aan ’t kruishout hing.
Daar rees zijn lichaam angstig bloot,
Zijn oogen duistrend naar den dood,
Handen en voeten smart-gekromd,
Den mond in drogen dorst verstomd.
Is dit een Heiland naar mijn wensch,
Een veeg en afgefolterd mensch?
En kan dit zwartgeronnen bloed
Een balsem zijn voor mijn gemoed?
Toen heeft mijn ziel tot U geschreid
In groote godverlatenheid:
Heb met ons beiden medelij,
O Heer, verlos Uzelf en mij.
Toen doofdet Gij der zinnen schijn
Als lampen die niet noodig zijn.
En als een lauwe regen viel
Uw bloed in mijn verlepte ziel.
Toen zag ik dwaze zwakkeling
Den Heer, Die voor den hemel hing,
Die al mijn zonden en mijn smart
Leed aan zijn doodbekropen hart.
Wat wordt Uw bitterheid mij zoet!
O Heer, er daalt een honingvloed
Van liefde uit Uw gescheurde zij.
Gij dorst en derft en lenigt mij.
Ik weet, voor wien Gij sterven woudt,
Aan dit van God vervloekte hout.
Ik moest daar hangen, ziel en lijf
Der wereld tot een tijdverdrijf.
Gij wilt U geven, en Gij sterft
Voor mij, die dikwijls van U zwerft.
Maar in mijn weergekeerd gemoed
Leeft Gij, en Gij leeft mij voorgoed.
Aanzie, aanzie mijns harten rouw
En ken, die U niet kennen wou.
En gun uw fellen moordenaar
Een woord van troost, een enkel maar.
Ik weet wel, dat Gij mij bemint,
Maar ach, een ongehoorzaam kind
Zal schreien en niet zijn gerust
Eer ’t is getroost en afgekust.
Wat wordt Uw bitterheid mij zoet.
O Heer, er is een honingvloed
Voor mij, die overal U zocht
En aan het kruis U vinden mocht.
AI-interpretatie op basis van de artistieke stroming Fauvisme (begin 20e eeuw) bij de thema's uit het gedicht.
Comments