Onlangs kreeg ik de vraag wat mijn kerkelijke identiteit was. En dat is Hersteld Hervormd. Maar op één of andere manier kon ik bij het beantwoorden van die vraag al mijn gevoelens in ideeën niet op een rijtje krijgen. Ben ik gereformeerd? Ben ik eigenlijk als geboren en getogen CGK’er nog gewoon iemand uit Afgescheiden kringen, die wortelen in de grote 19eeeuwse kerk? Of ja, wat ben ik eigenlijk.
Op die vraag heb ik geen antwoord en het is ook niet echt heel noodzakelijk om je identiteit tot in de kleine details bevestigd te zien in een denominatie. De vraag wat hervormd-gereformeerd nu precies is, is moeilijk te beantwoorden. Er lijkt meer vrijheid te zijn, een wat lichtgekleurder normenpatroon, een makkelijke aansluiten bij maatschappelijke en technologische ontwikkelingen, maar de keerzijde blijft toch altijd een radicale en gereformeerde inzet van Gods Woord.
Vanuit dit oogpunt is het interessante om de positionering te lezen van ons Nederlands gereformeerden binnen het geheel van het internationale protestantisme en dan speciaal in relatie tot de Amerikaanse evangelicals. Deze groep is overigens niet te definiëren. We moeten, denk ik, onderscheiden tussen historische evangelicals die geëvolueerd zijn in hedendaagse equivalenten die voldoen aan de vier criteria van Bebbington. Daarnaast heb je politieke evangelicals die je in zekere zin gelijk kunt stellen aan een de groep biblicistisch en conservatieve christenen die in het republikeinse kamp zitten. Dan heb je een groep rond de New Calvinist en The Gospel Coalition. Deze voldoen in zekere zin ook aan de criteria van Bebbington maar zijn makkelijker te onderscheiden omdat ze zich rondom een organisatie bevinden, net zoals je een grote categorie evangelicals kunt herkennen die zich rond Billy Graham groepeerden, met wat eigen karakteristieken.
Wanneer we echter in Nederland momenteel ons vergelijken met de evangelicals uit Amerika, dan doen we dat voornamelijk op individueel niveau. We lezen boeken van R.C. Sproul, Tim Keller en John Piper. Dat zijn de drie grote namen van theologen die het evangelicale gezicht momenteel in Nederland bepalen. Daaromheen zijn er nog wel meer theologen, predikanten en auteurs met invloed en vertalingen, maar dit zijn toch wel de meest bekende.
In deze afscheidsbundel die aan Wim Kranendonk bij zijn vertrek bij het RD is aangeboden hebben een aantal scribenten een mooie bijdrage in de vorm van een opstel geschreven. Prof. Baars schrijft twee historische artikelen waarin het gaat om de lijn van de Noord-Amerikaanse puriteinen naar vandaag en de geschiedenis van de Nederlandse kerken die sinds de 17e eeuw daar aanwezig zijn en onder invloed van de Afscheiding sterk zijn vergroot.
Veel opstellen vind ik te beperkt in opzet en redactioneel lijkt vooral de vrije hand te zijn gegeven waardoor ik wel bij zes scribenten de vierhoek van Bebbington ben tegengekomen. Niettemin staan er aardige betogen in, vooral de evaluerende betogen van Van Vlastuin, Van den Belt, Spruyt en De Wilde.
Spruyt zet wat mij betreft de discussie het meest op spanning door duidelijk te maken dat in het nieuwe calvinisme de tweeslag zonde-genade lijkt te zijn ingewisseld voor natuur-genade. Daarbij moet ik opmerken dat hij redeneert vanuit de tegenstelling tussen Calvijn-Brakel-Kohlbrugge versus Lewis-Bonhoeffer-Keller. Van deze laatste drie kan je alleen Keller maar een calvinist noemen. Spruyt benoemt dat door het benadrukken van de hedendaagse lijn je rechtvaardige van de goddeloze naar de achtergrond verdwijnt.
De Wilde schrijft op positieve wijze over de nieuwe calvinisten en daarmee en fraaie verdediging van de kritiek die op hen gegeven wordt. Wanneer het gaat over het verwijt van christenhedonisme aan John Piper, dan kunnen daar niet alleen kritische noten bij gekraakt worden, veel belangrijker is het dit onderdeel van het christelijk geloof in het bredere kader te plaatsen. Zo komt deze notie op uit de theologie van Jonathan Edwards en kan prima in relatie tot de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze gelezen worden. En niet in tegenstelling daarmee. Je kunt dus en calvinistisch zijn en branden van verlangen om meer van God te kennen. Dat verlangen is voluit bijbels (Ps 63, 84) dus het kan niet zo zijn dat het
Interessant is de manier waarop Van den Belt het onderwerp aansnijdt en evalueert. De kernvraag is eigenlijk waarom we zo’n grote afstand scheppen met refobaptisten van vandaag om de hoek, terwijl we grote vrienden zijn met refobaptisten van vroeger en ver weg. Of in eigen woorden: waarom stellen we ons gematigder op richting Bunyan en Piper, maar de overgedoopte reformatorische schoolleraar moet zijn beroep opgeven? Van den Belt beveelt dan aan om onze eigen waarheid vrijuit te belijden, zonder dat we met het erkennen van deze groeperingen onze waarheid zouden opgeven. Dat geeft ruimte om meer ontspannen met elkaar om te gaan. Dat geeft ook een handleiding om binnen onze ecclesiologie te onderscheiden tussen hoofd- en bijzaken en de groeiende dooppraktijk van mensen die de kinderdoop niet meer onderschrijven toch in onze kerken een plek te geven. Dan denk ik vooral aan het heroverwegen van tuchtregels met betrekking tot mensen die hier van een ander gevoelen zijn. Herdopen blijft een probleem, omdat de doop eenmalig is en zal moeten blijven. Maar het gaat me te ver om ze dan van de christelijke gemeenschap af te sluiten.
Wanneer ik me moet identificeren met een bepaald gedachtengoed, met een kernaanduiding dan voel ik me momenteel nog het meest een evangelical. Mijn persoonlijke ontdekking van de grote evangelischen beloften rust op de prediking van de Erskines. Veel heb ik gelezen van Engelse en Amerikaanse puriteinen. Ik heb liefde voor de opwekkingstheologie in lijn met D.M. Lloyd-Jones. Maar bovenal denk ik dat het crucicentrisme het belangrijkste centrerende aspect van het christendom moet zijn: Jezus Christus, Hij is een verzoening voor onze zonde en ook voor de zonde van de gehele wereld (1 Joh 2:2).
Ook interessant, met vooral veel informatie over de wetenschappelijke analyses in de hedendaagse politieke context van Amerika:
Mark A. Noll, David Bebbington, George M Marsden, Evangelicals: Who They Have Been, Are now, and Could Be.
Comentários