Op sommige momenten komen dingen bij elkaar. Terwijl ik luister naar Dijkwacht van Cor Bakker, een sentimenteel werkje uit het requiemgenre, dringt zich de gedachte naar boven om nu mijn verhaal over Pier en Oceaan te schrijven. En dat doe ik niet los van wat ik vanochtend allemaal las van en over Schleiermachter over de ontmoeting met het heilige: Vluchtig is het, doorzichtig als de eerste geurige nevel waarmee de dauw de ontwaakte bloemen bewasemt, schuchter en teder als een kus van een maagd, heilig en vruchtbaar als de omhelzing van een bruid.
Met Schleiermachter zitten we midden in de religieuze verwerking van de romantiek. En daarmee komen we ook direct aan bij het boek van Pier en Oceaan wat toch echt een roman kan worden genoemd in goede zin van het woord. Literair gezien zie ik dit geschrift meer als een kroniek en de verteller van het verhaal als een chroniqueur, niettemin bevat het boek een hang naar liefde, naar het ware, naar geluk. Maar van literatuurgenres heb ik verder geen verstand, dus als ik hier mis zit met mijn typering dan hoor ik dat graag.
Het boek behelst het bereiken van de volwassenheid van de jongen Abel. Het boek opent met zijn moeder, terwijl zij haar kind verwacht. De lijn van moeder naar zoon wordt mooi getekend. Beide lijken in een zekere vorm van hoog sensitiviteit te bezitten, wat uitmond in vele ongemakkelijke situaties en een vasthouden aan negatieve vooroordelen. Het is droevig om te lezen dat in het gezin geen liefde aanwezig is.
Abel ontwikkelt tegen deze achtergrond een onverschilligheid over het godsgeloof en noemt zich na zijn afstuderen aan het gymnasium een ongodist, een vernederlandsing van het begrip atheïst. Het boek geeft geen bijzondere reden voor deze ontwikkeling. Na 18 jaar kerkgang, opgevoed met het geloof, aangesproken door een vorige generatie overtuigde gereformeerden, blijkt het geloof hem niets te zeggen. Het is een beeld van de theologie van de gereformeerde kerken die zich van de haren 50 tot 70 losweekte van een bijbelgetrouwe inhoud. Een reden wordt niet genoemd. De zelfmoord van een goede vriend, is geen aanleiding tot een onoplosbaar theodicee. De politieke vrijgevochtenheid en de kritiek op bijvoorbeeld de Vietnamoorlog hangen niet samen met een vurig pacifisme. Het ontbreekt Abel aan een alternatief ideaal. De maatschappij, de gemeenschap, de mensen om hem heen worden stukje en beetje aanvaard zoals ze zijn. En dat is de boeiende kant van het verhaal. Maar daarin is geen plek voor God, gewoon omdat die plek er niet is.
Dat betekent niet dat religie geen belangrijke rol speelt. Beide grootvaders zijn overtuigt gereformeerd en zijn grootvader aan vaderskant dist zelfs een bekeringsverhaal op. Een ontmoeting met God, ingekleed in het beeld van de pelgrim van John Bunyan. Heel interessant is hoe Oek de Jong dat verhaal navertelt, in een zeer beeldende stijl, zodat je even moet nadenken of hij wel rechtdoet aan het verhaal. Ook in wat andere navertelde Bijbelverhalen is de visualisatie zo sterk dat ik altijd even over de relatie met het echte bijbelverhaal heb moeten nadenken en in mijn geheugen heb zitten graven naar wat mijn eigen ervaringen in mijn vroege jeugd met bijbelse vertellingen zijn.
Het lastigste deel van de kerk in het boek vind ik toch de verhalen over Dina Houttuyn, de moeder, en haar positie in het gezin. Op haar 27e raakt te ongewenst zwanger na zeven jaar verkering. Het was de tijd van grote woningnood en late huwelijken, zo direct na de oorlog. Het leidt een vervelende schuldbelijdenis in. Later reflecteert ze erop: ze is schandalig behandeld door zowel de kerk als haar ouders. De strenge normen van die tijd zijn ongetwijfeld goed weergegeven, maar elke afwezigheid van enige blijk van liefde en ontferming is wel heel kil. Is dat de sfeer van de gereformeerden van de jaren 40? Ik denk het niet, als ik het spreken over God en geloof vergelijk met literatuur uit dezelfde tijd, maar dan van gereformeerde of christelijke signatuur. Ik denk dan aan wat ik las bij C. Rijnsdorp en J.M. Vreugdenhil Daar wordt wel veel liefde en warmte gevonden. De afwezigheid van oprecht verlangen naar God en naar liefde moet dus hier begrepen worden vanuit de moeder Dina, geboren en opgegroeid op een verkeerde plek, naïef ingestapt in een huwelijk met een man die zijn glansrijke carrière boven het gezin stelt. Ze is gevangen in een rol als moeder en huisvrouw die ze niet kan en wil dragen.
De manier waarop God door de ouders Houttuyn ter sprake wordt gebracht, doet geforceerd aan. Toch kan het een tekening zijn van een werkelijkheid. Zouden ook de ouders niet een krampachtig godsgeloof hebben gehad, zonder enige ruimte voor zelfexpressie en de vaardigheid om het geloof door te geven aan hun kinderen? Dat neemt niet weg dat ik het gevoel blijf houden dat hier een karikatuur getekend wordt, of dat het taalveld van de gereformeerden van die tijd door Oek de Jong niet juist is begrepen.
Door het boeiende van het verhaal als geheel begin je als vanzelf te reflecteren op je eigen opgroeien. De Jong geeft bijvoorbeeld een schitterende illustratie van het noodlot waarin je als jong kind geplaagd kan worden door de gedachte of je het eind van de straat wel levend weet te halen. Kan je het lot ontgaan, door aan de andere kant te gaan fietsen? Het is herkenbaar en daarom leuk en onderhoudend. Je reflecteert niet alleen op wat er in het boekt gebeurd, maar ook richting je eigen familie. De karakteristieken van het gezin waar je in opgroeide. De liefde en aandacht die je nu mag geven aan je vrouw en kinderen. En de blijdschap en lach op het gezicht van je vrouw die na een internationale reis van negen dagen de betonnen treden van de stationstrap af komt gelopen.
Ondanks de talloze bovenstaande kanttekeningen overvalt mij weemoed nu ik het boek sluit. Het is uit. Ik was opgenomen in een gezin en heb intens meegeleefd. Ik las een verhaal en was in een andere tijd, een andere plek, een andere ruimte. Ik was in een andere leven dan van mijzelf.
Oek de Jong, Pier en oceaan. Uitgeverij Augustus, 2014.
コメント